Terug naar Kennisbank

Wie spit Leersumse Veld om?

Tekst: Marit en Erik Gruys

Soms krijgt men een vraag naar een verschijnsel in de natuur. Zo had iemand tijdens een wandeling medio februari 2023 in het Leersumse Veld en het aangrenzende deel van Breeveen (begrazingsgebieden) waargenomen dat daar plaatselijk zeer veel kleine ‘molshoopjes’ aanwezig waren en er ook gaten te zien waren. Daarbij werd de vraag gesteld wat of wie bezig was het veld om te spitten en of misschien de graafbijen al wakker waren. Nu was er toevallig op waarneming.nl al een eerste grijze zandbij gemeld, maar in het Zuilensteinse Bos waren ze nog niet gezien en de gaatjes waren te groot voor de bijen.
De tweede week van de maand februari was relatief warm geweest na een koude periode in januari.

Nu heb je als KNVV-er, natuurgenieter, natuurlijk niet overal direct een antwoord op. Daarom werd allereerst gevraagd om de waarnemingen te laten zien. Op 14 februari aan het einde van de middag werd daarom een kleine excursie gemaakt. Inderdaad, er waren langs diverse paden honderden gaatjes van gemeten 1,7 – 1,8 mm en duidelijke tekenen van graven door de aanwezige zandhoopjes. En op een pad werd een platgetrapte mestkever aangetroffen. Het leek in het halfdonker aanvankelijk te gaan om een massa fecaliën. Bij omdraaien ervan had het pootjes en op een gemaakte foto was te zien dat er aan de kopzijde hoorntjes uitstaken zoals bekend bij de driehoornige mestkever.

Mestkever, foto Marit Gruys.

Mestkevers
Mestkevers worden in de bossen van de Utrechtse Heuvelrug op wandelpaden veelvuldig gezien, maar dan vooral later in de tijd. Het gaat meestal om gewone mestkevers, bosmestkevers of voorjaarsmestkevers. Ze zitten vaak met tientallen op mest van paarden met diarree. Maar ook een enkele driehoornige mestkever kan heel toevallig een enkele keer worden gespot.

Op bepaalde (de auteurs bekende) locaties nabij Leersum kan men dikwijls uitwerpselen vinden met daarin veel blauw-zwart glimmende keverresten. Mestkevers zijn voor sommige dieren (vossen, dassen, marters en enige vogelsoorten) een aantrekkelijk hapje.

De mestkevers, waarvan er volgens Wikipedia 5000 soorten bekend zijn, worden verdeeld in drie groepen naar hun gedrag: mestbewoners, tunnelgravers en mestrollers. De mestbewoners leven op en in mest, waarin ook hun larven rondkruipen. De tunnelgravers maken holen waarin ze mest naar binnen brengen waarmee hun larven zich kunnen voeden. En de mestrollers, die in onze streken niet voorkomen, maar wel in Afrika, rollen mestballen achterwaarts voort, die ze in een kuiltje gerold van een ei voorzien en begraven.
Van de tunnelgravers is in West-Europa vooral de driehoornige mestkever een in de literatuur bekende soort, die plaatselijk in ons land in grote aantallen kan voorkomen.

Terreinwaarnemingen
Om foto’s te maken werd enige dagen later teruggegaan naar de locatie, waarbij werd vastgesteld dat de graaf-activiteiten op veel plaatsen zichtbaar waren, zowel aan de zijkant van wandelpaden als op vlakten met schaarse begroeiing. En daarbij ging het op het toen bezochte stukje terrein aan de achterzijde van het Leersumse Veld – Breeveen om vele honderden graafplaatsen per wandelpad. Maar de vraag bleef: wat was de graver? Voor een mol waren de afmetingen te klein, hoewel het totale fenomeen op de bodem mogelijk evenveel effect zou kunnen hebben als de bekende graafactiviteiten van mollen.
Wat opviel was dat dikwijls in de nabijheid van de graafactiviteiten keutels lagen. Wat zou kunnen gaan om uitwerpselen van hazen en konijnen, maar ook van reeën en schapen.

Wat was hier aan het graven?
Om een antwoord te vinden op de gestelde vraag werd een internet-zoekactie ondernomen, waarbij de tijd van het jaar (begin februari), afmetingen van de gaten, de massaliteit van de graafactiviteiten en de gevonden dode kever uitgangspunten voor trefwoorden gaven.

De gevonden driehoornige mestkever (Typhaeus typhoeus, in het Engels ook wel minotaur genoemd) was een belangrijke treffer. Het insect graaft diepe tunnels van een meter of meer de diepte in. Als ingraafplaats wordt meestal een plek gezocht waar zich veel keutels bevinden. In zijgangetjes worden dan de keutels van konijnen, schapen, geiten en herten verzameld als voer voor de nakomelingen. Zowel het vrouwtje als het mannetje bouwen aan het nest en brengen keutels binnen.
De driehoornige mestkever is bovendien een winter-actieve kever. Bekend is dat de gevonden graafactiviteiten in het zeer vroege voorjaar op conto van dit dier kunnen komen. Brussaard (1) meldt in een lijvig artikel dat dit insect vanaf de tweede helft van september (vooral ondergronds) de gehele winter actief is zolang de temperatuur boven nul is en er geen sneeuw ligt. Gedurende oktober en november vertonen de dieren (engerling-achtige larven) intense eet-activiteit om te groeien. Van februari tot april is het vooral hun voortplantingsperiode. Overigens kunnen de larven er twee of meer jaren over doen om volwassen te worden en is een koudeperiode in de winter een trigger voor verpopping en ontwikkeling tot volwassenheid. Een langere groeitijd voor het verpoppen (milde winter) zou kunnen leiden tot een groter formaat van het insect en grotere horens bij de mannelijke dieren.

De kleine molshoopjes kunnen een gevolg zijn van het zich uitgraven van de kevers wanneer deze uit hun poppenwieg komen en op zoek gaan naar een partner. Maar deze hoopjes kunnen ook ontstaan, wanneer de kevers na het paren een tunnel graven voor het deponeren van mestballen en het leggen van eieren (ingraven). Zoals boven gemeld doen de partners dat meestal samen, hoewel de vrouwtjes bij verlies van hun partner dat ook alleen bleken te kunnen doen (zie Brussaard).

Mestkever graafhoopje nabij keutels, foto Erik Gruys.

De koudeperiode in januari gevolgd door een warm begin van februari in ons geval heeft mogelijk het verpoppen en tot wasdom komen van de kevers op een massale wijze bevorderd, wat het grote aantal van de hoopjes en gaatjes zou kunnen verklaren.

Dan komt de vraag waarom we de driehoornige kevers zo weinig frequent in het veld zien. De verklaring ligt niet alleen in het feit dat ze in de winter- en vroege voorjaarsperioden actief zijn, maar ook omdat het nachtdieren zijn, die zich normaliter overdag niet vertonen, maar ondergronds verblijven.
In een internetartikeltje van Goedele Verbeylen bevindt zich een aardig filmpje dat ’s nachts is opgenomen, waarbij men de dan actieve dieren goed kan waarnemen (2).

Mestkevergraafhoopje diameter 1,8 mm, foto Erik Gruys.

Driehoornige of andere?
Het is niet geheel uit te sluiten dat ook andere mestkeversoorten debet zouden kunnen zijn geweest aan de waargenomen graafactiviteiten, terwijl bij kleine gaatjes ook aan muizenholletjes kan worden gedacht.
De gewone mestkever (Geotrupes stercorarius) is een tunnelgraver tot circa 60 cm. Hierin worden door de kever van koeienvlaaien, paardenmest of rottend plantaardig materiaal gemaakte ballen verzameld. Het dier is ook ’s nachts actief. Van april tot oktober kun je dit insect overdag tegenkomen. Begin februari is daarom een beetje te vroeg. Het dier is tamelijk groot (16-25 mm) en heeft zeven ribbels op zijn dekschilden en het centrale deel van het abdomen (de buik) is bezet met haartjes.

Mestkever, driehoorn, man, Leersumse Veld 1-10-2022, foto Nico Bolle.

De voorjaarsmestkever (Trypocopris [Geotrupes] vernalis), soms ook bosmestkever genoemd omdat hij daar kan worden aangetroffen en die vooral mest van koeien en paarden verzamelt, maakt geen diepe tunnels. Van mei tot oktober zou je de volwassen exemplaren (12-20 mm) kunnen waarnemen.

De bosmestkever (Geotrupes [Anoplotrupes] stercorosus; 12-19 mm), die veel kenmerken gemeen heeft met de gewone mestkever, maar minder ribbels op zijn dekschilden heeft, wordt meer in bossen dan open terrein aangetroffen.

Overigens is mestkevers determineren niet gemakkelijk, is de Nederlandse naamgeving dikwijls ronduit verwarrend en zijn gegevens op internet soms onjuist. Een redelijk determinatieschema van het Engelse Museum of Natural History is van internet te laden (3). Alle bovengenoemde soorten mestkevers zouden alleen mest van planteneters verzamelen. Mest van carnivore dieren zou worden vermeden. De mestkevers worden daarmee ook als planteneters (herbivore dieren) beschouwd.

Bronnen:

  1. L. Brussaard, Tijdschrift Entomologie 1983;126:203-231
  2. https://www.natuurpunt.be/files/drietandenindewinter-goedeleverbeylenpdf-0/download?token=hXWLJXo3
  3. https://quelestcetanimal-lagalerie.com/wp-content/uploads/2017/04/geotrupidae_lr_web.pdf

Kenmerken

Datum 2023 / 06
Publicatie Onderzoeksverslag
Thema Geen