Terug naar Kennisbank

Vier witte stuifzwammen

Tekst en foto’s: Bert Tolsma

Er is een aantal stuifzwammen dat elke in natuur geïnteresseerde wel eens heeft gezien. Het meest opvallende kenmerk is, inderdaad, dat ze stuiven. Geen stuifmeel maar sporen, massaal. Maar dan moeten ze wel aangeraakt worden en dat kan zijn: een regendruppel, een vallend blad of een lopend dier of mens, enz. Verwar ze niet met bovisten, want die zijn steelloos, terwijl stuifzwammen, hoewel soms nauwelijks zichtbaar, wel een steel(tje) hebben. De meest algemene zijn toch wel de parelstuifzwam (Lycoperdon perlatum) en de peervormige stuifzwam (Lycoperdon pyriforme). Terwijl de andere stuifzwammen op de grond groeien groeit de peervormige op hout en dat vaak in dichte bundels. Op de hieronder geplaatste foto’s is ook duidelijk te zien dat de bekleding van de hoed verschillend is bij beide soorten; bij de parelstuifzwam zie je stekels verspreid staan over het hoedoppervlak en daartussen kleine, korrelige schubjes; de hoed van de peervormige is meer bezet met korreltjes van ongeveer gelijke grootte. Bij rijping komt er een scheurtje bovenin de hoed en daaruit komen bij aanraking de sporen; je kunt ze als wolkjes zien ontsnappen. Al die miljarden sporen gaan de lucht in en wellicht landt er een, soms meerdere, op de juiste plek om te ontkiemen.

Parelstuifzwam.
Peervormige stuifzwam.

Naast deze twee wil ik ook nog de plooivoetstuifzwam (Lycoperdon excipuliformis) noemen, omdat bij deze soort de steel vaak duidelijk te zien is en in de lengte een plooi heeft, waaraan hij zijn naam dankt. Redelijk algemeen en meestal forse exemplaren en zeker niet in die grote bundels zoals de andere twee.

Maar deze inleiding is vooral bedoeld om een andere stuifzwam te introduceren, namelijk de vlokkige stuifzwam (Lycoperdon mammaeforme), die uiterst zeldzaam is in Nederland en in de Verspreidingsatlas maar in twee atlasblokken voorkomt, namelijk in Mariënwaard in de Betuwe (gevonden in 2013) en in de berm van een laan in de gemeente Zeist in 2011; de eerste vondst in Nederland toen.

Vlokkige stuifzwam.

Jaren achtereen niet gezien maar bij mijn bezoek op 31 oktober j.l. stond er na 11 jaar een prachtig exemplaar in dit beschermde reservaat. Indrukwekkend mooi, toch? De soort kan tot vijf cm groot worden en is bedekt met vlokjes die bij aanraking gemakkelijk loslaten, waarna hij kaal wordt, dus zonder dat er een netvormig patroon achterblijft; dat laatste gebeurt met de parelstuifzwam wel en dat is dan ook een van de verschillen. Ook het mooie roze dat tussen de vlokken schemert maakt er een unieke soort van. Hij groeit bij voorkeur op voedselrijke rivierklei of kalkhoudende bodem en is een saprofiet (opruimer). De naamgever heeft er, gezien de wetenschappelijke naam “mammaeforme’ klaarblijkelijk de vorm van een vrouwenborst in gezien, maar wat mij betreft is daar wel heel veel verbeelding voor nodig. In ieder geval is de foto voor mij een herinnering aan een buitengewoon interessant mycologisch moment, een monument dus.

Kenmerken

Datum 2022 / 12
Publicatie Artikel
Auteur Bert Tolsma