Terug naar Kennisbank

Oliekevers

Oliekevers (Meloidae) vormen een groep bijzondere insecten, waarbij fraai-gekleurde soorten bekend zijn. In ons land gaat het om twee species: de Gewone oliekever (Meloe proscarabaeus) en de Blauwe oliekever (Meloe violaceus), forse tamelijk donkergekleurde kevers, die veel overeenkomsten vertonen. De kleur is vrijwel overeenkomstig omdat de zwartgekleurde Gewone oliekever een blauwe glans kan vertonen. Bij de blauwe soort zijn de kop en het hals-schild aan de achterzijde in het midden licht ingedeukt. Bovendien verschilt de bestippeling van het hals-schild tussen beide soorten.

Deze kevers zijn in aantal sterk afgenomen. De gewone soort wordt nog het meest gezien, maar algemeen voorkomend is het dier niet. Het is overigens wel een speciale ervaring dit insect kruipend waar te nemen. Het vrouwelijke dier is namelijk 3-3,5 cm lang en kan een dik achterlijf vol eieren voortslepen. Het mannetje is kleiner en dunner.

Gif

De kever dankt zijn naam aan een olieachtige vloeistof rijk aan giftige terpentenoïden, die in lichaamsvloeistoffen voorkomt en bij gevaar kan worden afgescheiden. De concentraties daarvan zijn bij de mannelijke diertjes hoger dan bij vrouwtjes en de stof wordt bovendien bij de paring overgedragen. Dit zou kunnen helpen de eieren tegen predatoren te beschermen. Hoewel er verschillen zijn tussen de aparte soorten wat betreft concentraties gif en de vorming daarvan tussen de geslachten, wordt het door alle oliekever-species gevormd. De gifstof bevat blaartrekkende eigenschappen, waarom men de kevers beter niet kan vastpakken.

Het kevergif wordt vanouds cantharidine genoemd, welk woord verwijst naar de vroegere naam van een van de keverspecies, Cantharis. Bij orale opname, bijvoorbeeld omdat al of niet dode kevertjes zich in gras, alfalfa of hooi bevinden, kan het leiden tot ernstige vergiftigingen. Dit is met name in Amerika bij paarden een bekend fenomeen. In Europa wordt dit probleem nauwelijks genoemd. Daar werden kever-preparaten echter vele eeuwen toegepast voor andere doeleinden, zoals medische toepassingen (tegen wratten) en als voorloper van viagra. De ‘Spaanse vlieg’ (Lytta vesicatoria, voorheen Cantharis vesicatoria genoemd) is vanouds het meest bekende oliekevertje. Dit groengekleurde insect werd in zuid Europa gevangen om cantharidine-preparaten van te maken. De andere oliekeversoorten zijn daarvan minder bekend, maar ze zijn zeker geenszins vrij van het cantharidine en dat geldt op alle werelddelen waar soorten voorkomen.

De Spaanse vlieg is dus geen vlieg maar een kever, een oliekever. En onze donkergekleurde oliekevers beschikken wel over een verkort dekschild, maar niet over ontwikkelde vleugels daaronder. Ze kunnen daardoor niet vliegen, ze kruipen rond op zoek naar een partner en een geschikt stukje bodem om eieren in te leggen.

Voortplanting

De voortplanting en levensgeschiedenis van de oliekevers zijn bijzonder; ze vertonen een zogenaamde hypermetamorfose. De vrouwtjes leggen tot wel duizend eitjes in de grond nabij bijennesten (Britannica Encyclopaedia) of bloeiende planten waar bijen op af komen. De zeer kleine uitgekomen larven voeden zich met sprinkhaaneieren, vervellen diverse keren (Britannica) en blijven ‘s winters inactief. Ze hebben drie haakjes aan iedere poot, daarom worden ze een triungulinegenoemd. Ze klampen zich vast aan de haren van een bij en vliegen zo mee naar het bijennest.

De bij gaat het nest in om een ei te leggen en/of honing en stuifmeel binnen te brengen. De triunguline verlaat daarbij de hem transporterende bij en eet het ei en de voedselvoorraden op. Hierna vervelt de larve in het geroofde bijennest. Van een beweeglijke, kruipende triunguline wordt het een made-achtige nagenoeg pootloze larve, die zich met de inhoud van het bijennest voedt en nog een aantal malen vervelt. Deze larve heeft een onstilbare honger en kruipt plunderend van nestkamer naar nestkamer rond. Hierna verpopt hij zich voor de tweede metamorfose en komt uiteindelijk als een meer grote (vrouwtjes) of minder grote (mannetjes) oliekever tevoorschijn.

Voorkomen van oliekevers in Nederland

Oliekevers zijn gespot (publicaties van het Kenniscentrum Akkervogels, Zuidlaren):

  1. in Zuid Limburg en langs de Maas noordwaarts tot Roermond.
  2. langs de grote rivieren westelijk van de lijn Rhenen-den Bosch met een zwaartepunt in de Bommelerwaard.
  3. het deltagebied vanaf de Biesbosch tot Zeeuws Vlaanderen met een kleine concentratie op de eilanden rondom het Haringvliet.
  4. de Wieringermeer rond het Robbenoordbos.
  5. Terschelling en Schiermonnikoog.
  6. De Oost-Groninger Dollardkust.

Opvallend bij deze locaties was, dat het vinden van de oliekevers plaats vond op plaatsen met actieve kolonies van zandbijen, vaak met diverse soorten bewoners. Tevens blijkt dat meldingen uit zandbij-rijke gebieden op andere plaatsen, zoals de Utrechtse Heuvelrug, niet genoemd werden.

Waarnemingen op de Utrechtse heuvelrug
Grote zwarte kevers werden afgelopen corona-jaren verschillende malen in de omgeving van Leersum waargenomen, echter zonder foto’s te maken. Het was ook niet geheel zeker of het om oliekevers ging. Medio maart 2023 konden twee verschillende exemplaren worden gespot op verschillende locaties en in de nabijheid van plaatsen waar het jaar er voor grijze zandbij-kolonies waren gezien. Er werden met de telefoon foto’s gemaakt en hiermee kon achter de computer determinatie plaats vinden, met verifiëring daarvan door respectievelijk Linde Slikboer (Leiden) en Niels Godijn (Zuid Laren).
Eind maart kon op de locaties worden vastgesteld dat de zandbijen daar nog waren.
Op 21 maart waren er mannetjes, 23 maart ook vrouwtjes. Daarna was het koud en regende het, even niets meer. Vanaf 29 maart waren de kolonies weer volop actief, vooral met mannetjes. De vrouwtjes Grijze zandbijen waren allicht naar wilgenkatjes op zoek, en dat is vanaf de betreffende kolonies meer dan een kilometer ver, want in het bos staat niet één wilg. Ze moeten naar een paar wilgen op het Leersumse Veld of richting rivierdijk bij Amerongen vliegen om wilgen te kunnen vinden.

Dankwoord.
Dank is verschuldigd aan Linke Slikboer, Naturalis Leiden en Niels Godijn, Kenniscentrum Akkervogels Zuidlaren voor hulp en informatie.

Kenmerken

Datum 2024 / 09
Publicatie Artikel
Thema Kevers