Terug naar Kennisbank

Libellen tellen in het Leersumse Veld

Was het een goed libellenjaar in het Leersumse Veld?

Sinds 2012 worden elk jaar door mij de libellen in het Leersumse Veld gemonitord. Dat doe ik op twee manieren. Ten eerste volgens een vastgesteld protocol, zodat de gegevens door de Vlinderstichting en het CBS verwerkt kunnen worden. Dat levert dan ieder jaar weer een geactualiseerd overzicht op van de libellenstand in Nederland. In de tweede plaats door regelmatig vaste locaties elders in het veld te bezoeken. Omdat dit al jarenlang gebeurt is goed te zien met welke soorten het goed gaat en met welke minder. Dat betekent dat ik minimaal één keer in de twee weken een vaste route loop langs de eerste plas en de resultaten doorgeef aan de Vlinderstichting. Ik doe dit al 13 jaar en heb dus al wat ups en downs van diverse soorten meegemaakt. Het is natuurlijk lastig om aan te geven waarom een bepaalde soort het in het ene jaar beter doet dan in het andere. Gevoelsmatig denk je het soms te ‘weten’, maar bewijs het maar eens! Enige ondersteuning van je gedachten kun je soms wel elders vinden. Er zijn meerdere publicaties van de Vlinderstichting over libellen waarin wordt ingegaan op eventuele oorzaken van toe- of afname van een soort. Ook de ingevoerde waarnemingen op waarneming.nl kunnen helpen: als je ziet dat een soort landelijk dezelfde fluctuatie vertoont als in het Leersumse Veld weet je dat het waarschijnlijk niet aan de locatie ligt, maar dat er andere oorzaken spelen. Dat kan dan een relatief koud of nat seizoen of jaar zijn.
In dit artikel concentreer ik me op de resultaten van de telling van 2022 met de resultaten vanaf 2014 als achtergrond.

Weersomstandigheden
We begonnen 2022 met een waterstand die iets hoger was dan in 2021, maar vanaf juni zakte het water snel en eind augustus stonden de twee westelijke plassen vrijwel droog. Half december stonden er hier en daar wat plasjes water in de plassen en de bodem leek wat minder droog en de randen met veenmos bleven vochtig. Ook 2021 was iets minder droog dan 2019 en 2020. Van september t/m december 2022 stond er vrijwel geen water in de plas. Gelukkig stond er op 15 januari 2023 weer 40 cm water, de hoogste januaristand van de laatste vijf jaar. In 2022 hebben we gezien hoe snel dat kan veranderen: in juni stond er 40 cm water, eind augustus lag de plas vrijwel droog! Op het moment dat ik dit schrijf is het eind januari, dus er kan nog veel veranderen. Hopelijk komt er nog wat water bij.

Koraaljuffer, mannetje.

De libellen
De meeste libellen zetten hun eitjes af in water, modder of vochtig veenmos. Pantserjuffers en glazenmakers zetten de eitjes af in plantenstengels in of bij het water. Voor alle libellenlarven is water essentieel: sommige soorten leven enkele maanden in het water, andere meerdere jaren voor ze volwassen zijn en uitsluipen. Ik vroeg me eerder ook al af wat voor effect de droge zomers zouden hebben op de libellenpopulatie. In 2021 was het aantal getelde libellen dramatisch laag en de vier soorten witsnuitlibellen waren geheel afwezig. Gelukkig was het aantal libellen met 3786 exemplaren dit jaar weer flink hoger dan in 2020 (1956 ex.) en 2021 (1515 ex.). De helft van het totaal komt voor rekening van de tengere pantserjuffer, bruinrode heidelibel en watersnuffel. De eerste watersnuffels en viervlekken verschenen eerder dan in 2021. Op 27 april vond ik de eerste verse exemplaren, enkele tientallen.

Aantallen libellen van 2014 – 2022.

Waterjuffers
Watersnuffels moest ik in de voorgaande twee jaren echt zoeken, maar nu zitten ze weer in de lift: ik telde er vijf keer zo veel. Landelijk gaat de watersnuffel achteruit. Ook de azuurwaterjuffer kreeg tijdens de droge zomers een flinke klap, maar herstelde zich deze zomer weer goed. De larven van watersnuffel, azuurwaterjuffer, kleine roodoogjuffer en lantaarntje overwinteren één of twee keer, sluipen uit in mei of juni en zetten eitjes af tot in augustus of september. Een droge zomer maakt het voor deze larven niet makkelijker. Mogelijk dat de iets minder droge zomer van 2021 het toenemen van watersnuffel en azuurwaterjuffer in 2022 verklaart. Er verscheen ook nog een mannetje koraaljuffer, die had ik tot nu toe nog niet in de tellingen.

Paringswiel van tengere pantserjuffers.

Pantserjuffers

Aantallen pantserjuffers van 2014 tot 2022.

De pantserjuffers overwinteren als ei in plantenstengels. De eitjes komen vroeg in het voorjaar uit en de larven ontwikkelen zich in voorjaar en vroege zomer tot een imago. Ze hebben daardoor weinig last van de droge zomers zou je denken. Dat zie je ook aan de vrij stabiele aantallen in voorgaande jaren. Toch laten alle pantserjuffers dit jaar een stijgende tendens zien. De zwervende pantserjuffer was in 2021 en 2022 goed aanwezig. Deze soort staat er om bekend juist goed te gedijen in uitdrogende situaties. Ik ben benieuwd of er een terugval optreedt als we een natte zomer krijgen. De tengere pantserjuffer was het meest talrijk en het aantal was duidelijk hoger dan in 2021.

Glazenmakers
De grote keizerlibel en de paardenbijter heb ik dit jaar iets vaker gezien dan vorig jaar, de zuidelijke keizerlibel zag ik ook dit jaar weer een paar keer. Vroege glazenmaker, bruine glazenmaker en blauwe glazenmaker zie ik alle jaren weinig, zo ook dit jaar. Over de paardenbijter stond in de vorige Grote Ratelaar een apart artikel. De aantallen waren vergelijkbaar met andere jaren. Paardenbijters zwerven en zijn niet lang in hetzelfde gebied. Zijn Engelse naam zegt genoeg: migrant hawker.

Korenbouten: Viervlek ,gewone oeverlibel en vuurlibel

De viervlekken waren er twee weken eerder dan vorig jaar en ik telde er vier keer zo veel als vorig jaar. De gewone oeverlibel heb ik iets vaker gezien dan vorig jaar. Deze twee soorten brengen één of twee jaar als larve door in het water en zullen dus zeker te lijden hebben onder de droge zomers. De vuurlibel zet eitjes af aan het eind van de zomer, de larven overwinteren één keer. Ik zag deze soort vaker dan vorig jaar.

Witsnuitlibellen
Terwijl ik in 2021 geen enkele witsnuitlibel heb gezien, waren alle vier de soorten uit het verleden nu weer aanwezig, zij het in zeer lage aantallen en meestal alleen mannetjes. Ik zag één vrouwtje Noordse witsnuitlibel. Er zijn er vast meer geweest, dus wellicht een opleving? Witsnuiten leven als larve twee jaar in het water en zullen dus veel last gehad hebben van de voorgaande droge zomers.

Heidelibellen
De bruinrode heidelibellen waren ook in 2022 in de meerderheid qua aantallen. Het waren er dit jaar iets meer dan in 2021. Ik zag ze op 60 % van de teldagen en het is ook de soort met het hoogste gemiddelde aantal per teldag. De bruinrode heidelibel heeft voorkeur voor ondiepe, eventueel opdrogende plasjes met weinig vegetatie, dus hij is hier wel op zijn plek!
Helaas heb ik de zuidelijke heidelibel en de zwervende heidelibel dit jaar niet gezien.
Grote verrassing was het aantal zwarte heidelibellen. Terwijl de landelijke trend al jaren daalt en de aantallen in het Leersumse Veld vanaf 2017 ook laag waren, telde ik er in 2022 138: zeven keer zo veel als vorig jaar. Ik zag tientallen verse exemplaren op 21 en 28 juni, een maand eerder dan vorig jaar. Het laatste mannetje zag ik op 26 oktober!
Erg mooi dat de libellen zich weer wat lijken te herstellen na drie droge zomers op rij. Het zou fijn zijn als de witsnuitlibellen weer terug komen en wie weet zien we nog eens de oostelijke witsnuitlibel verschijnen. Die is op diverse plaatsen in Oost-Nederland gezien en de biotoop lijkt geschikt, dus wie weet…

Zwarte heidelibel, mannetje. 26 oktober 2022, Leersumse Veld.

Tot slot:

Top 10…

Kenmerken

Datum 2023 / 03
Publicatie Onderzoeksverslag
Auteur Jan Katsman
Thema Geen