Op 7 juni 2021 hield de bekende mycoloog Machiel Noordeloos een online lezing over fluweelboleten. Die online lezingen waren een aantal maanden op de maandagavonden om half 8 en werden door veel mensen gevolgd; vanaf september volgt er opnieuw een aantal. Iedereen kan meeluisteren en meekijken! Op de NMV-site bij het hoofdstuk ‘Onderzoek, Natuurbeheer en Educatie’ vind je onder Educatie de online lezingen terug die geweest zijn; dus ook de lezing over fluweelboleten. Aanbevolen! Waarschijnlijk weet iedere lezer van dit blad wel wat boleten zijn, maar binnen de orde van de Boletales is de verscheidenheid toch weer zo groot dat het de moeite loont daar enige ordening in aan te brengen.
Ik veronderstel dus al dat elke KNNV-er weet dat boleten een steel en een hoed hebben en onder die hoed géén plaatjes (lamellen) maar buisjes. Op de wand van die buisjes worden de sporen gevormd op basidiën (microscopisch kleine orgaantjes met uitstulpingen waarop de sporen); boleten zijn dus basidiometen. Naast de basidiomyceten onderscheiden we de ascomyceten, waarbij de sporen in een zakje (ascus) worden gevormd. Uiteraard kent bijna elke Nederlander (de naam van) het eekhoorntjesbrood, maar daar blijft het dan ook bij. Dat er buisjes onder tegen die hoed groeien is soms al een ontdekking. Een andere soort die nogal eens voorbijkomt is de kastanjeboleet; bruin als een kastanje en blauw wordend op de poriën (uitgangen van de buisjes) als je er op drukt. Een mooi veldkenmerk en altijd verrassend.
Maar nu die fluweelboleten (Xerocomus). Ik beperk me verderop tot een paar algemene soorten. Het zijn meestal geen grote en forse paddenstoelen en ze staan vaak in groepjes bijeen. Het hoedoppervlak is doorgaans droog en voelt inderdaad wat fluwelig aan, vooral bij jonge exemplaren. Worden ze wat ouder dan zie je bij veel soorten het hoedoppervlak openbreken; daaronder is het hoedvlees zichtbaar, soms bleek, soms met kleur.
Het is bijna onmogelijk om de soorten macroscopisch uit elkaar te houden, maar er zijn wel een paar kenmerken die het mogelijk maken verschillen te zien tussen soorten. Uiteraard let je op de kleur van de hoed, maar ook op de structuur van de steel (wel of geen ribbels of netwerk). Erg belangrijk is ook of er wel of geen blauwverkleuring ontstaat bij aanraking dan wel doorsnijden en hoe snel en sterk die blauwverkleuring is. Het is dus mogelijk in het veld een aantal soorten te herkennen, hoewel soms ook dan de microscoop nog nodig is om de determinatie definitief te maken.
Op bovenstaande foto kun je een fluweelboleet zien die ik fotografeerde op het terrein van de Fraters van Utrecht aan de Schorteldoeksesteeg, zijweg van de Utrechtse weg. Ik noemde het aanvankelijk mede na microscopisch onderzoek, de Purperbruine fluweelboleet (Xerocomus pruinatus), maar de naam beviel me niet, zeker niet als je de kleur van de hoed ziet. Zowel Mirjam Veerkamp als bovengenoemde mycoloog Chiel Noordeloos noemden het na raadpleging van mij en met alleen de opgestuurde foto de roodsteelfluweelboleet (Xerocomus chrysenteron). Niet de kleur van de hoed is hier doorslaggevend, zelfs niet de kleur van de steel (!), maar bij de roodsteelfluweelboleet barst de hoedhuid open en is het vlees bleekgeel. Bij de Purperbruine scheurt de hoedhuid niet en is het vlees veel geler. NB: rood op de steel komt vaker voor. Maar goed, hoe moeilijk ook, toch maar eens proberen, nietwaar; let dan op de volgende kenmerken:
- Is de steel bezet met ribben en lijsten (soms zelfs een grof netwerk) dan komen de fluweelboleet (zie foto) en de Bruine fluweelboleet in aanmerking.
- Weinig tot geen (of langzame) blauwverkleuring en je moet kiezen uit de Blozende fluweelboleet, de roodsteelfluweelboleet (zie foto) en de Purperbruine fluweelboleet.
- Vind je in de steelvoet (enkele tot veel) rode puntjes (gebruik de loep) dan heb je te maken met de Rode boleet of de Blozende fluweelboleet. De Rode boleet is doorgaans echt heel (donker)rood! (zie foto hieronder).
- Sterke blauwverkleuring treedt op bij de wijnrode boleet, de blauwvlekkende fluweelboleet en de Bruingele fluweelboleet (bij deze soort vooral blauwkleuring vlak boven de buisjes). Deze namen geven een indicatie van de hoedkleur, maar pas op.
- De Sombere fluweelboleet heeft géén rood en is olijfbruin.
- En weet je het dan toch echt nog niet, dan kun je er een s.l. van maken, dat betekent dat je een paar soorten samenvoegt die veel op elkaar lijken: de Bruingele, de Blauwvlekkende, de Blozende en de Sombere horen dan bij de roodsteelfluweelboleet.
De Purperbruine en de wijnrode horen dan bij de Rode boleet.
Dit laatste is niet helemaal bevredigend, maar zo gaat in ieder geval de vondst niet verloren. Dé oplossing is natuurlijk een liefhebber (’t liefst met microscoop) zoeken en hopen dat die eruit komt.
Foto’s: Bert Tolsma.