Voor zo’n 50 aanwezigen hield Arie Koster, een autoriteit op het gebied van ecologisch groenbeheer, een lezing over wilde bijen. Zijn lezing was een oproep om een bijenvriendelijk milieu te maken, maar dan moet je wel eerst weten welke behoeftes bijen hebben. In het kader van “Het landelijke jaar van de Bij” hadden de bibliotheek Zeist en de lokale natuur- en milieuorganisaties deze lezing georganiseerd.
Arie begon zijn lezing met enkele algemene ecologische principes, zoals het belang van de vegetatiestructuur voor de biodiversiteit, wat zich o.a. ook laat vertalen in geschikte nestelgelegenheden voor wilde bijen. Hij gaf daarbij aan dat hoe complexer de vegetatiestructuur is, des te groter de biodiversiteit.
Als in volkstuinen ook allerlei siergewassen worden gekweekt, betekent dit vaak een voedselbron voor bijen, vooral als er ook sprake is van spreiding in de bloeitijden.
Zorgen voor voedsel voor bijen houdt ook in dat bermen pas na de bloei moeten worden gemaaid. Daarnaast is ook een terughoudend gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen een aandachtspunt. Deze middelen kunnen nl. ook giftig zijn voor bijen. Aries oproep was dan ook om vooral ecologische bestrijding in te zetten.
Na deze focus op de ecologie, stond de bouw van de bij centraal. Het is een vliesvleugelig insect met één paar grote voorvleugels en één paar kleine achtervleugels. Voor het verzamelen van stuifmeel hebben ze geveerde verzamelharen aan de achterpoten of aan de onderkant van het achterlijf, de zogenoemde korfjes.
Het meest opvallende verschil tussen honingbijen en wilde bijen is dat wilde bijen solitair leven, dus niet als een volk in een bijenkorf/-kast. De ca. 200 soorten wilde bijen hebben dan ook andersoortige nesten. Solitaire bijen gebruiken bestaande holtes, zoals schroefgaten, holle stengels, rietdaken, ruimtes tussen muren en straatstenen etc. als nest.
De grote wolbij bekleedt daarbij zijn nest met harig plantenmateriaal, bijv. van ezelsoor (Stachys byzantina), behangersbijen maken hun nest van stukjes blad en metselbijen sluiten hun broedcellen, die zich vaak in rietstengels bevinden, af. Daaraan ontlenen ze hun naam.
Ook voor solitaire bijen kunnen nestelvoorzieningen worden gemaakt, bijv. door van benzineslangen (kunstmatige) nestgangen te maken.
Een bijenhotel is vrij gemakkelijk te realiseren in een (volks)tuin: neem een plak hout van minstens 7 cm dik, boor hierin gaten tussen 4 en 12 mm doorsnee en zo’n 6 cm diep, zorg ervoor dat je niet helemaal door het hout heen boort, schuur de ruwe kantjes van de boorgaten af en hang de houtplak op een zonnige plek. Zo’n bijenhotel vraagt wel om onderhoud: ieder jaar moet je het vóór het broedseizoen schoonmaken. Soms doen ook oude c.q. verweerde voegen dienst als hotel.
Zowel honingbijen als wilde bijen leven van de nectar in planten, in die zin zijn ze in tijden van voedselschaarste elkaars concurrenten. Wilde bijen vliegen vanaf maart en bij mooi weer. Deze periode is ook afhankelijk van de bloei van de drachtplant(en). Globaal vliegen bijen in het voorjaar tussen elf uur ’s ochtends en vier uur ’s middags. In de zomer beginnen ze een uur eerder en gaan twee uur langer door. Bij warm weer zijn ze van negen uur ‘s ochtends tot zeven uur ’s avonds actief.
Wilde bijensoorten hebben soms specifieke drachtplanten, wat ook in hun naam tot uiting kan komen. Zo vliegt de rietsigaarmaskerbij alleen op de lisdodde, waarbij de rietgal ook nog eens zorgt voor nestgelegenheid. De slobkous zullen we zo ook alleen aantreffen op wederik.
De wormkruidbij doet niet alleen boerenwormkruid aan, maar ook veel andere composieten.
De sachembij heeft vooral de primula als drachtplant en leeft daarbij overigens in de grond, waardoor deze soort tot de graafbijen behoort.
De lathyrus is favoriet bij behangersbijen, hoewel het ook een drachtplant is voor andere bijen. Behangersbijen vliegen ook op goudsbloem en ook campanula is geschikt voor wilde bijen.
Belangrijk is het dat er binnen 10-30 m van de nestplaats een voedselbron c.q. bloeiende drachtplant staat. Op de plant hartgespan vliegen de en de behangersbij. Het bloeitijdstip bepaalt de geschiktheid als drachtplant. De bloei moet bij voorkeur in de zomermaanden liggen, maar ook bomen met een eerdere bloei zoals esdoorn en wilg, zijn drachtplanten.
Ook bij wilde bijen is het leggen van eitjes in andermans nest een bekend fenomeen. Bij teveel zgn. koekoeksbijen dreigen door gebrek aan voedsel andere bijensoorten te verdwijnen.
De sachembij en wolbij vertonen overigens sterk territoriumgedrag: de mannetjes jagen elkaar weg.
In de levenscyclus van wilde bijen is de overwintering een cruciale periode. Sommige doen dat als volwassene, andere als pop. Vanaf begin maart zijn wilde bijen weer actief, en dat gaat door tot in augustus met een uitloop naar oktober.
Websites voor meer informatie: www.bijenhelpdesk.nl, www.bijenhotels.nl, www.zoekkaartwildebijen.nl en www.drachtplanten.nl
Al met al was het weer een boeiende lezing!